DE GESLACHTSNAAM POTJEWIJD door ing. F. H. LIPPE (Gens Nostra 1994 blz 17-18)

Zoals reeds beschreven in Gens Nostra 37 (1972), pag. 1 e.v. en 42 e.v. werd door dr. T. Potjewijd (een oom van mijn echtgenote) de conclusie getrokken dat de naam Potjewijd mogelijkerwijs zou zijn afgeleid van het Koerdische Podszuwaitis. Hoewel zelfs in de omgeving van Berlijn de naam Podszuwaid voorkomt, meen ik deze herkomst te moeten betwijfelen, of liever, ik heb een andere verklaring voor de herkomst van de naam Potjewijd. Voor beide verklaringen is geen bewijs aan te voeren, zodat alleen van een waarschijnlijkheid kan worden gesproken.
Tijdens de beschrijving zal het noodzakelijk zijn een paar historische zijpaden in te slaan, ter verduidelijking van het betreffende onderwerp. Dr. Potjewijd besefte indertijd niet hoe dicht hij bij mijn uitgangspunt voor de verklaring van de herkomst van zijn naam kwam, toen hij de namen Potjegort en Pottjebier tegenkwam en zich afvroeg, of de naam betrekking kon hebben op een pot met specifieke inhoud.
Hij kende waarschijnlijk de stof: waid - wijt of wijd niet, soms ook: weit geschreven, maar dit betekende ook: een soort visnet.
Dit zijn (Oost-)Friese benamingen, overeenkomende met het Nederlandse: wede, een blauwe, middeleeuwse kleurstof van plantaardige oorsprong (isatis tinctura), die, met de invoer van indigo (uit Amerika), in de 16de en 17de eeuw, ondanks economische bescherming, langzaam uit Europa verdween.
De toenmalige ontginning van de veengebieden in Oost-Groningen, t.b.v. de energievoorziening - turf - werd voor een groot deel verricht door tijdelijke werkkrachten, hoofdzakelijk komend uit Westfalen, de zogenoemde 'hannekëmaaiers' of 'poepen', ook wel 'moffen' genaamd. Veel van deze mensen kwamen jaarlijks naar de Lage Landen, om hun hoge belastingen in Duitsland te kunnen betalen mèt de voor hen hoge beloningen in het Westen.
Een bekende huisindustrie in Westfalen was het weven van laken. Dit blauw geverfde laken was zeer gezien in de Nederlanden. De Westfaalse werkers brachten dit laken mee naar het Westen, om hier een hogere prijs te kunnen bedingen dan in Duitsland.
Nu hadden de verveners in Groningen dikwijls de gewoonte om aan huis een soort kruidenierszaakje op te zetten t.b.v. de tijdelijke werkkrachten. Sommige verveners betaalden zelfs een deel van het loon uit in bonnen of penningen, die alleen in hun winkeltje inwisselbaar waren. Dat wede één van de verkochte produkten was, is niet onwaarschijnlijk. Hier duikt dus de mogelijkheid op voor het ontstaan van een zogenaamde spotnaam.
Harm Jans, de eerste met de naam Potjewijt in het doopregister, nam blijkbaar de woorden: 'potje waid' opvallend dikwijls of nadrukkelijk in de mond, bijvoorbeeld na het helpen van een klant in het winkeltje: ' . . . en soms nog een potje wijd?' Misschien gebruikten de veenwerkers die woorden wel, om Harm aan te duiden.
Rond 1700 loopt het produkt wede op zijn einde. In de omgang bleef die naam waarschijnlijk in gebruik, maar pas in 1754 gebruikt de zoon van Harm Jans, Klaas Harms, de naam pottje wijt officieel onder een dokument. De Gens Nostra XLIX (1994) oorspronkelijke betekenis was min of meer vergeten en deze naam was al ingeburgerd. Harm Klasens, de zoon van Klaas Harms, schrijft zijn naam met de toevoeging Pottje Wijt onder het huwelijksdocument van zijn oudste zoon, in 1793.
Nu nog even een paar taalkundige opmerkingen:
In het z.g. Bremer-taalgebied (Nederduits/Fries) was de combinatie Harm Jans of Harm Janz, in de 16de en 17de eeuw een zeer veel voorkomende naam.
Bovendien schrijft men er het woord 'potje' zowel met één als met twee t's (Potje — Pottje). In de 17de eeuw had men nog geen regels voor het schrijven van o.a. namen. Men probeerde woorden te noteren, zoals men die hoorde.
Hierdoor ontstonden prachtige, maar ook onzinnige schrijfwijzen. Daar het Bremer-taalgebied zich uitstrekte tot en met Oost-Groningen, ontstaan dus ook allerlei, meest verbasterde, Duitse woorden, b.v. wais = weisz; wijt of wijd = waid, enzovoort.
In de 18de eeuw schreef men de naam nog in twee delen: Pot(t)je Wijt. Een suggestie naar een potje met inhoud. In 1793 kwamen de volgende schrijfwijzen voor: Pottje Wijt, potje wijt, Pottjewijd, Potje wijdt, potje Wijt. Blijkbaar pas in 1811 werd de naam Potjewijd vastgelegd. De eigenlijke betekenis is toen blijkbaar geheel verloren gegaan.
Daar een veenkolonie geen oorspronkelijke bewoners kent - alleen eerste immigranten - is de waarschijnlijkheid zeer groot, dat de voorouders van Harm Jans uit Oost-Friesland kwamen en dat hoeft helemaal niet zo ver weg te zijn geweest, het Emdergebied komt hier al voor in aanmerking.
Samenvattend kunnen we zeggen: de mogelijkheid, dat de naam Potjewijd lokaal is ontstaan, als zogenaamde spotnaam is groot. Het verloren gaan van de oorspronkelijke betekenis zal er aan hebben meegewerkt dat deze naam uiteindelijk (rond 1710 genoteerd, pas in 1754 door de familie zelf gebruikt) door de familie werd geaccepteerd.
De Noordwest-Duitse taaiinvloeden zijn verantwoordelijk geweest voor de schrijfwijze; in het Nederlands zou het Potjewede zijn geworden! Schrijver dezes zou het zeer op prijs stellen commentaar op het gestelde te mogen ontvangen, ook op onderdelen. Hoe exacter, hoe beter!